Installatie automaat

De componenten op deze pagina en in deze video zijn gesponsord door:

De installatieautomaat is niet meer weg te denken uit de elektrotechniek.
Dit kleine en slimme component zorgt voor een hele veilige situatie.
Maar hoe werkt hij dan precies en wat wordt er nu beschermd?

Werking:

Een installatieautomaat beschermt tegen 2 verschillende fouten in de installatie.

  1. Overbelasting
  2. Kortsluiting

Overbelasting

Een overbelasting gebeurt als er teveel vermogen wordt gevraagd over een lange tijd. Staan er dus teveel apparaten aan op één groep dan schakelt de installatieautomaat na een bepaalde tijd uit.
Een te grote stroom zorgt dat er veel warmte wordt gegenereerd in de installatie. In de installatieautomaat zit dan ook een Bimetaal.
Een Bimetaal zijn 2 verschillende stukjes metaal op elkaar geplakt zodat deze krom trekt bij een bepaalde temperatuur.
Als de stroom dus te groot wordt en de warmte daardoor te hoog, dan zal de bimetaal krom trekken en de installatieautomaat uitschakelen. Deze beveiliging wordt ook wel de thermische beveiliging genoemd.

Kortsluiting

Een kortsluiting ontstaat bij een defect in de installatie. Bij een kortsluiting gaat er direct een hele hoge stroom lopen. Een bimetaal reageert daar niet snel genoeg op omdat deze tijd nodig heeft om warm te worden en daardoor krom te trekken.
Om een kortsluiting te detecteren gebruiken ze een spoel. Zodra er een te grote stroom door de spoel heen loopt zal hier een groot magnetisch veld opgewekt worden waardoor de installatieautomaat wordt uitgeschakeld.
Deze beveiliging wordt ook wel de magnetische beveiliging genoemd.

Bescherming

Een installatieautomaat beschermt niet de apparaten die zijn aangesloten op het net. Als een apparaat namelijk een defect heeft zal deze bij het opnieuw inschakelen van de stroom ook direct de installatieautomaat uitschakelen.
Een installatieautomaat beschermt enkel maar de kabel die is aangesloten op de installatieautomaat.

Soorten en types

Er zijn veel verschillende soorten en types installatie automaten beschikbaar. Ze zijn er voor één fase, één fase + nul, drie fase & drie fase + nul.

De installatieautomaten zijn verkrijgbaar met de volgende amperages:
2A, 4A, 6A, 8A, 10A, 16A, 20A, 25A, 32A, 40A, 50A, 63A, 80A & 125A.

Ook zit er een verschil in uitschakeltijden. Als je bijvoorbeeld een grote motor aanzet kan er een grote aanloopstroom ontstaan. Het is dan niet gewenst dat de installatieautomaat uitschakelt. Hiervoor zijn er verschillende types.

– B karakteristiek
Wordt gebruikt in huisinstallaties. Deze schakelt het snelste uit.

– C karakteristiek
Wordt gebruikt bij middel grote apparaten waar een grotere inschakelstroom is.

– D karakteristiek
Wordt gebruikt bij grote apparaten met een grote inschakelstroom. Deze schakelt het langzaamste uit.

Nadelen installatieautomaat:

Er zitten ook nadelen aan een installatieautomaat. Daarom wordt er in sommige situaties nog gekozen voor smeltpatronen. 

  1. Als een installatie automaat voor een lange tijd te zwaar belast wordt kunnen de contacten blijven vastkleven. Hierdoor blijft de stroom lopen ook al is de automaat uitgeschakeld.
  2. Iedereen kan een installatieautomaat weer aanzetten terwijl het gevaar misschien nog niet geweken is. 
  3. Een installatieautomaat reageert niet op lekstromen

Opgaven Installatieautomaat

1. 
Tegen welke fouten beschermt een installatieautomaat?

2. 
Wat is een bimetaal?

3. 
Welke automaat schakelt het snelste uit?

4. 
Wat schakelt de installatieautomaat uit bij een kortsluiting?

5. 
Wat beschermt een installatieautomaat?